Stilte
Introductie
Het boek begint met een inleiding over het onvoorstelbare bericht dat de kerk van Rome bereikte over priester Christovão Ferreira. Hij was 33 jaar geleden door de jezuïeten naar Japan uitgezonden en zou na foltering zijn geloof hebben afgezworen. Hoewel bekend was dat vanaf 1587 het christelijk geloof vervolgd werd in Japan, kon men het bericht niet geloven. Men was bekend met de gedwongen verbanning van de priesters, maar er waren 37 priesters, waaronder Ferreira, in Japan gebleven. Ferreira informeerde regelmatig zijn meerderen middels brieven over de situatie van deze priesters en hun volgelingen die aan hevige vervolging waren blootgesteld die velen niet overleefden. Een bewaard gebleven brief beschrijft de afschuwelijke martelingen.
Drie jonge priesters, leerlingen van Ferreira, uit Portugal willen zich persoonlijk op de hoogte gaan stellen van Ferreira’s toestand. Na aanvankelijke weigering vanuit de kerkelijke autoriteiten krijgen zij ten laatste toestemming. Hoewel goed op de hoogte van de in ernst nog toegenomen vervolgingen, gaan zij op reis. Vanuit Rome naar Goa in India en van daar naar Macao in India om te proberen van daaruit met een schip naar Japan te gaan Ook hier wordt de reis afgeraden. Een van de drie mannen - Juan de Santa Marta - is zo ziek dat nu gaan geen optie is, de andere twee- Sebastian Rodrigo en Francis Garpe - zetten hun plannen door.
1 Brief van Sebastian Rodrigo
Rodrigo beschrijft allereerst wat hij en Garpe nog meer te weten komen over de toestand van de christenen in Japan en hoe zij een Japanner ontmoeten, Kichijirõ. Hij lijkt een niet erg betrouwbare figuur, maar is de enige die hen kan helpen naar Japan te komen waar Kichijirõ ook graag weer naar toe wil. En ook Christus heeft zich aan onbetrouwbare mensen toevertrouwd, zo overtuigt Rodrigo zichzelf. Het lukt een schip - een jonk - te kopen en bemanning te vinden. De brief eindigt met de mededeling dat ze over vijf dagen kunnen vertrekken, inderdaad zonder de Santa Marta die te ziek is.
Ferreira beschrijft een schilderij dat hij gezien heeft in Borgo San Sepuchro. Toch is voor mij Zijn gezicht er een zoals dat van de schildering die bewaard wordt in de Borgo San Sepulchro. De plaat, die ik als theologiestudent zag, is mij haarscherp in herinnering gebleven. Christus blikt recht naar voren, een voet op het graf, in de rechterhand een kruis. (10%) Vermoedelijk verwijst dit naar onderstaande schilderij.
*Bron: https://www.artesvelata.it/resurrezione-piero-della-francesca/
2 Brief van Sebastian Rodrigo
Na een moeizame reis komen de drie mannen aan land, niet wetend of het werkelijk Japan is, en houden zich ergens schuil. Kichijirõ gaat erop uit, de twee priesters denken dat hij hen wellicht zal verraden, maar hij blijkt een groep gelovigen mee te nemen die zich over de priesters ontfermen en een schuilplaats bieden hoewel geen plek zonder gevaar is, zo vertellen zij hen. De vraag is hoe Kichijirõ toch zo snel christenen wist te vinden, zelf beweert hij namelijk geen christen te zijn.
De volgende dag worden ze naar een veiliger plek gebracht, een afgelegen hut in de bergen. Het blijkt dat ze in een christelijk dorp, Tomogi, terecht zijn gekomen. Omdat er jarenlang geen priester aanwezig was is er een kerkelijke structuur ontstaan met leken die bepaalde taken van de priesters waarnemen. Nu de priesters er zijn komen er dagelijks in het geheim gelovigen naar hen toe, telkens in de nacht met twee of drie, voor de mis, voor de biecht en/of voor onderwijs. Vooralsnog zitten ze zelf opgesloten, Rodrigo bezint zich op een manier ook andere verborgen gelovigen te bereiken.
3 Brief van Sebastian Rodrigo
Rodrigo legt meer uit over hoe de dagen van Garpe en hem verlopen, over de omstandigheden nu de regentijd is aangebroken en over de christenvervolging. Het voortdurend op de hoede moeten zijn en de daarbij komende stress maakt dat snel irritaties ontstaan.
In de loop van de tijd wagen ze zich ook meer naar buiten voor een wandeling of om van de zon te genieten.
Op een van die dagen merken ze dat vanaf een andere berg naar hen gekeken wordt. Ze blijven zo stil mogelijk zitten en reageren niet op het roepen van de twee mensen. Als ze dit ‘s avonds aan Ichizõ, een gelovige uit het dorp die hen helpt, vertellen wordt er voor hen een gat gegraven in de hut waarin ze zich kunnen verschuilen bij gevaar.
Op een nacht wordt aan de deur geklopt en horen zij ’padre wij zijn betrouwbaar’; Rodrigo overwint zijn angst dat het een valstrik betreft en gaat naar de mannen aan de deur. Het blijken gelovigen uit een dorp op een eiland 25 mijl verderop, de mannen die ze eerder op de heuvel gezien hebben. Zij zijn lopend gekomen om de padres te vragen naar hun dorp/eiland te komen en de vele gelovigen daar te (be)dienen. Zij hebben van hun bestaan gehoord van Kichijirõ, die ook christen is al heeft hij eerder het geloof verloochend. Zijn broer en zus weigerden dat en zijn toen de marteldood gestorven.
Rodrigo besluit aan deze oproep gehoor te geven en gaat voor vijf dagen naar het dorp waar hij kinderen doopt, de biecht afneemt en de mis opdraagt. Citaat (21%): Wat ik mij al zo lang verbeeldde blijkt geen vergissing te zijn geweest. Via mijn persoon horen de Japanse boeren waar ze zo lang naar hebben gehongerd. Deze mensen, die als vee moeten werken en sterven, hebben in onze Leer voor het eerst een weg ontdekt die hen in staat stelt hun boeien af te schudden. De boeddhistische priesters zijn bondgenoten van degenen die hen als runderen behandelen. Lang hebben ze gedacht dat ze zich maar hadden neer te leggen bij dit soort leven. Kichijirõ blijkt ook in dit dorp te zijn en staat onder de gelovigen in aanzien. Rodrigo probeert de gelovigen over te halen een structuur in het kerkelijk leven aan te brengen en mensen te kiezen/aan te stellen voor bepaalde taken. Men is enthousiast, maar de ‘verkiezingen’ verlopen chaotisch.
Rodrigo is blij met zoals het gaat, begint te denken dat de bezorgdheid overdreven was, totdat hij opnieuw aan land gaat na zijn vijf dagen en op het strand wordt opgewacht door gelovigen die hem waarschuwen zich snel te verschuilen omdat er veel beambten in het dorp zijn.
4 Brief van Sebastian Rodrigo
De vervolging neemt toe. Beambten onder leiding van een samurai komen naar het dorp en proberen de bevolking te verleiden christenen aan te geven. De boeren zwijgen. Met de aankondiging dat ze later terugkomen vertrekken de beambten en nemen daarbij één vooraanstaande inwoner als gegijzelde op wrede wijze (hij wordt achter een paard gebonden) mee. In het dorp wordt gediscussieerd, wel of niet blijven zwijgen met alle risico’s van dien of de padres verraden. Enkele dagen later wordt het dorp opnieuw bezocht en als iedereen blijft zwijgen wordt de opdracht gegeven dat drie mannen zich vrijwillig moeten melden. Het dorp wijst Kichijirõ aan, omdat hij uit een ander dorp afkomstig is en twee anderen, Mokichi en Ichizõ, melden zichzelf. Zij worden gevangengenomen en na enkele dagen van verhoor voor de keus gesteld het geloof te verloochenen door op een fumi-e - een afbeelding met het gelaat van Maria of van Jezus - te trappen. Dit doen ze alledrie, maar aan het gezicht van de mannen ziet men dat zij dit niet menen. Daarom wordt hen gevraagd een afbeelding van Maria met Kind te bespuwen. Kichijirõ doet dat, de andere twee kunnen dit niet. Kichijirõ wordt vrijgelaten, de andere twee sterven de afgrijselijke marteldood van de waterkruisiging.
De padres krijgen het bericht dat het berggebied waar zij verblijven doorzocht gaat worden en ze moeten vluchten. Ze besluiten om niet samen te vluchten, zodat als één van hen wordt opgepakt, de tweede nog het werk voort kan zetten.
Rodrigo vaart naar een eiland en wordt daar afgezet, degene die hem overgezet heeft is te angstig om hem verder de weg te wijzen. De padre komt in een dorp waar een grote brand heeft gewoed, overnacht in een hut omringd door katten en vervolgt de volgende dag zijn tocht op zoek naar menselijk leven. Uiteindelijk nadert hij een dorp en ziet ook daar het gevaar en wordt dan door een man, het blijkt Kichijirõ te zijn, gewaarschuwd niet naar het dorp te gaan. Kichijirõ blijft bij hem de nacht, zorgt voor wat eten, spreekt over zichzelf als zwakkeling. Rodrigo neemt hem de biecht af, maar nog voordat hij hiermee gereed is, komen er mensen aan die Rodrigo gevangen nemen en Kichijirõ zijn verradersloon (een aantal zilverstukjes) met een verachtelijke blik toewerpen.
5. Zonder titel
De gevangen genomen Rodrigo wordt bij andere gevangen gebracht, aanvankelijk lijkt het een rustig/vredig gebeuren. Hij praat met deze gevangen christenen en krijgt wat te drinken van hen. Zij geven aan de dood niet te vrezen, omdat ze nu al geen leven in vrijheid hebben. Van Ferreira zeggen zij, net als andere christenen eerder, nooit gehoord te hebben. De situatie veranderd als een oude samurai verschijnt, die de christenen van hun geloof af moet brengen. Citaat (41%): De zoninval maakte zijn glimlachend gezicht vlak, waardoor de priester aan de boeddhabeelden moest denken die hij in Macao had gezien. Op het gezicht van die boeddhabeelden viel geen enkele passie te bespeuren, zoals hem juist zo vertrouwd was in de gelaatsuitdrukking van Christus.
De gevangenen worden weggevoerd, Rodrigo wil mee gaan, maar dat is hem niet toegestaan door de samurai. Voor hem is de padre een veel grotere prooi dan de christen-boeren, als hij zijn geloof afzweert zal dat een veel groter effect hebben op de christelijke gemeenschap. De samurai geeft hem te kennen dat hij zijn geloof af moet zweren omdat anders deze christenen de marteldood zullen sterven en hij dat dan op zijn geweten zal hebben. In de (eenzame) opsluiting begint hij in te zien in welke situatie hij is beland. Bewaarders praten op hem in, onder andere door hem duidelijk te maken dat het christendom onverenigbaar is met de Japanse cultuur (44%). Een discussie over boeddhisme versus christendom volgt. Het blijkt dat deze bewaarders wel weten van het lot van Ferreira, ze vertellen dat hij door de ondervraging en dreiging van Inoue zijn geloof heeft afgezworen en onder een andere naam in Nagasaki leeft met een hem toebedeelde vrouw.
Later krijgt hij wat slecht voedsel, waar hij tot zijn eigen schaamte als een bezetene van begint te eten, en wordt hij uit de gevangenis gehaald en begint een tocht door verschillende dorpen, en ook nog over water, naar Yokose-no-ura, een plaats die niet zo lang geleden een christelijke plaats was en nu platgebrand. Veel mensen zijn op de been en beschimpen hem en kinderen bekogelen hem met steentjes.
Wat hem overkomt in dit hoofdstuk voelt voor Rodrigo als de lijdensweg van Christus, hij bidt onderweg ook de gebeden die bij de staties van de kruisweg worden gebeden (47%). Ook duikt plotseling Kichijirõ weer op, hij volgt de padre op zijn lijdenstocht. In de laatste zin van het hoofdstuk zit Rodrigo gebonden op een paard en zo wordt onder gehoon de tocht voortgezet. Laatse zin: Toen hij omkeek, volgde Kichijirõ hem op een afstand, leunend op zijn stok. ‘Ga heen!’ mompelde de priester, ‘ga heen!’
6. Zonder titel
Rodrigo komt in een gevangenis in Nagasaki terecht, eerst alleen; na negen dagen worden vier andere christengevangenen uit het dorp waar hij ook opgepakt was gebracht. Rodrigo wordt in een andere ruimte dan deze gevangenen opgesloten. Wel mag hij aanvankelijk priesterlijke taken voor hen uitvoeren. Ook Kichijirõ duikt weer op en laat zich opsluiten en vraagt Rodrigo hem de biecht af te nemen, wat hij als priester niet mag weigeren, hoewel hij dat zou willen.
Na enige tijd wordt hij opgehaald voor verhoor door een raad van vijf samurai. Het begint heel vriendelijk, men heeft niets tegen de christelijke godsdienst zolang deze religie blijft waar deze hoort en dat is niet in Japan. Daar ontspint zich een discussie over tijdens welke blijkt dat de vriendelijke oude samurai die in het midden zit de gevreesde I-No-ue is. Compleet anders dan de duivelse mens die Rodrigo zich had voorgesteld. Rodrigo is trots dat hij het er goed vanaf gebracht heeft (56%). Op de derde dag van het verhoor moeten de mannelijke gevangenen drie kuilen graven, waarvan gezegd wordt dat die als latrine dienst moeten doen. Eén van de gevangenen bezwijkt hierbij. Dan komt het moment dat de gelovigen gevraagd wordt op de fumi-e te trappen. Alle gelovigen weigeren, alleen Kichijirõ doet dat wel. Daarna lijkt alles weer rustig en dan krijgen de gevangenen de opdracht terug te gaan naar de cel, op één na, een eenogige man. Deze wordt met het zwaard van een samurai gedood en zijn lichaam wordt in één van de gaten gegooid die de mannen moesten graven. Hiermee worden de overgebleven gelovigen onder druk gezet ook hun geloof te verloochenen. Kichijirõ geeft daaraan gehoor en mag vertrekken.
Rodrigo heeft moeite dit te verwerken, in het bijzonder het zwijgen van God: Waarom blijft u zwijgen? Nu is die boer met zijn ene oog gestorven - voor U! Dat moet U toch wel weten! Waarom volhardt U in deze stilte? Deze stilte midden op de dag? Een vlieg zoemt, en U kijkt de andere kant op, alsof U met deze absurde, wrede gebeurtenis niets te maken hebt. Dat … kan ik niet verdragen (60%).
Door het hele hoofdstuk heen maakt Rodrigo de vergelijking met de lijdensweg van de Here Jezus. Het hoofdstuk eindigt aldus: Hij zat enige tijd stil op de vloer, met de handen om de knieën. ’Het was bijna twaalf uur, maar tot drie uur werd de aarde overal duister. Op het ogenblik dat de Man aan het kruis stierf, weerklonken er uit de tempel drie trompetstoten: een lange, een korte en nog een korte. De plechtigheid ter voorbereiding van het Pascha, het joodse paasfeest, nam een aanvang. De hogepriester, gekleed in een lang blauw gewaad, besteeg de trappen van de tempel en liet een bazuin weerklinken voor het offeraltaar. Op dat moment werd de hemel donker en doofde de zon achter de wolken. ’De dag werd donker en het gordijn van de tempel scheurde doormidden. Zo had hij zich sinds lang het martelaarschap voorgesteld. Het martelaarschap van de boer echter, dat hij in werkelijkheid had gezien, was - net als de hutten waar deze mensen in woonden, net als de vodden waarin ze gekleed waren - haveloos en triest.
7 Zonder titel
Rodrigo wordt bij I-No-Ue gebracht en zij hebben een vriendelijk gesprek met als onderwerp dat volgens I-No-Ue het christendom vreemd is aan Japan. De omstandigheden waaronder Rodrigo gevangen zit worden daarna verlicht. Hij begint zich te realiseren dat dit de manier is waarop men hem probeert te breken, niet met grof geweld maar door hem te laten wennen aan comfortabelere omstandigheden. Het wordt niet expliciet gezegd, maar het lijkt ook de reden dat hij voor de gevangenen als priester mag functioneren. Deze gevangen kunnen dan later ingezet worden om hem onder druk te zetten zijn geloof af te zweren.
Op een dag wordt Rodrigo meegenomen en ziet hij zijn maat Garpe terug. Hij blijkt ook gevangen te zijn en wordt samen met de drie christenen die met Rodrigo gevangen zaten naar de plek aan het water gebracht waar Rodrigo al was. De drie worden in matten gebonden en de dreiging is dat zij zo in zee zullen worden geworpen, tenzij Garpe zijn geloof afzweert. Garpe doet dat niet, rent wel zelf de zee in en verdrinkt samen met de drie gelovigen die in het water geworpen zijn. Rodrigo wordt verteld dat hij kwam om zijn leven voor de Japanners te geven, maar dat het omgekeerde gebeurt, Japanners geven hun leven voor hem.
Als enige tijd later Rodrigo zijn geestkracht weer wat terug heeft, wordt hij in contact gebracht met Ferreira. Ferreira heeft zijn geloof verloren, is getrouwd met de weduwe van een christenmartelaar, heeft een Japanse naam en werkt voor de Japanners aan diverse boeken, waaronder een boek over waarom het christendom niet geschikt is voor Japan. Rodrigo en Fereira hebben een lang en indringend gesprek, waarin Ferreira uitlegt waarom het christendom geen wortel kan schieten in de moerasgrond die Japan is. Als Rodrigo opmerkt dat er aanvakelijk wel 200,000 Japanners christen zijn geworden, zegt Ferreire dat het er wel 400,000 waren. Echter volgens hem waren zij geen christen geworden, hadden zij geen juist idee van de God van de bijbel en verwarden ze Hem met de zon die ze gewend waren te aanbidden.
Citaat (75%): Nee, dat is het niet. Het was niet onze God waar de mensen in dit land in die tijd in geloofden. Het waren hun eigen goden. Heel lang hebben we dat niet beseft, hebben we gedacht dat de Japanners christenen waren geworden. Ferreira ging vermoeid op de grond zitten. Onder de zoom van zijn Japanse kledij werden zijn blote voeten zichtbaar, vervuild en mager als een lat. ’Ik zeg dit niet om mezelf te rechtvaardigen of om jou te overreden. Waarschijnlijk zal niemand dit ooit geloven. Niet alleen jij, ook de missionarissen in Goa en Macao en alle priesters van de kerken in het Westen zullen het niet kunnen geloven. Maar ik ken de Japanners na twintig jaar missie. Ik ben te weten gekomen dat de wortels van de zaaiïng die wij geplant hebben, steeds meer zijn gaan rotten, zonder dat wij het beseften.
Het gesprek bezorgt hem een slapeloze nacht, hij vermoedt dat dit ook voor Ferreira geldt.
8 Zonder titel
Nog één keer probeert de tolk Rodrigo te overtuigen zijn geloof af te zweren. Als hij weigert en de tolk vertrekt begrijpt hij dat nu alles anders zal worden. En inderdaad, hij krijgt minder eten, wordt op een ongezadeld paard door de stad gereden en uitgescholden en bekogeld door omstanders. Na deze afgrijselijke rit wordt hij in een vieze donkere ruimte opgesloten. Hij gaat ervan uit dat hij de volgende dag terechtgesteld zal worden. Slapen kan hij niet, ook al door gesnurk dat hij denkt te horen. De gemoedswisselingen van Rodrigo worden beschreven en als de tijd door de onderdrukkers rijp wordt geacht, wordt hij geconfronteerd met Ferreira, die hem de laatste zet moet geven om zijn geloof af te zweren. Ferreira praat op hem in, vertelt hem dat het gesnurk afkomstig is van de doodstrijd van christenen die ondersteboven in een put gehangen zijn. Als Ferreira zijn geloof opgeeft zullen ze vrijkomen zo wordt hem gezegd. Ferreira blijft op hem inpraten, tegen de morgen wordt de deur van de cel opengedaan, er valt licht naar binnen. Rodrigo wankelt achter Ferreira aan, een bewaker komt aan met een Fumi-e, een hoouten plank met het gelaat van de met doornen gekroonde Christus. Ferreira voert een hevige strijd, het hoofdstuk eindigt ermee dat hij zijn voet op de Fumi-e plaatst:
De priester hief zijn voet. Hij voelde een doffe, zware pijn in die voet. Het was niet louter een formaliteit. Hij zou nu trappen op wat hij als het mooiste in zijn leven had beschouwd, het allerheiligste waar hij in had geloofd, op degene die het meest beantwoordde aan de idealen en dromen van de mensen. De pijn die hij in zijn voet voelde! Op dat ogenblik sprak de Man op de koperen plaat tot de priester: ’Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden. Om in jullie pijn te delen, heb ik het kruis op mijn rug gedragen! De ochtend brak aan toen de priester zijn voet op de fumi-e zette. In de verte kraaide een haan.
9. Zonder titel
Het laatste hoofdstuk geeft inkijk in het leven van Rodrigo na zijn geloofsafval. Hij leidt nu een leven in dienst van de Japanners waarbij hij voortdurend bewaakt wordt. Eens in de maand ziet hij Ferreira, altijd met anderen erbij. Het is de beschrijving van een triest bestaan, worstelend met de vraag van de geloofsafval, met de vraag of de geloofsleer van de kerk wel juist is. Het is de beschrijving van de teloorgang van zijn idealen, onderstreept doordat hij op zeker moment de naam en bezittingen krijgt van een overleden Japanner en onder die bezittingen rekent men ook de echtgenote. De priester die beloofd had celibatiar te leven is ook dat niet vergund.
Uit dagboeken van handelaars blijkt uit notities tussen allerlei aantekeningen over handel tussen Japan, China en Nederland, dat christenvervolging onverminderd doorgaat.
Het boek eindigt met een notitie uit een rapport waaruit blijkt dat Rodrigo op 63-jarige leeftijd, 30 jaar na zijn geloofsafval, is overleden.
Gespreksvragen
- Wat is je ‘overall’ mening over dit boek?
- Als dit boek je aanspreekt, kun je zeggen waarom? Idem als het je niet aanspreekt?
- Zijn er passages die je in het bijzonder geraakt hebben?
- Welke vragen roept dit boek bij je op?
- Is de hoofdpersoon, Rodrigo, je in dit boek sympathiek geworden of juist niet?
- Wat vind je van de vele keren dat hij zijn leven met dat van Christus vergelijkt?
- Is de hoofdpersoon, Rodrigo, je in dit boek sympathiek geworden of juist niet?
- Een figuur die door het hele boek telkens opduikt is Kichijirõ. Vanaf het begin getekend als een lafhartige, niet te vertrouwen figuur. Onduidelijk of hij christen is. Hij kent wel christenen zo blijkt al snel. Hoe zie je zijn rol in het verhaal? Waarom heeft hij zo’n belangrijke rol? Wat wil Endo daarmee zeggen?
- Welke theologische vragen roept dit boek op?
- Het boek geschreven is vanuit het gezichtspunt van een Rooms-Katholieke priester. Waar botsen zijn opvattingen met die van een protestants gelovige? Doet dat af aan de waarde van het boek?
- Is dit een boek om aan te bevelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?