Brief 5
Rosen aan Kendall
Rosen gaat allereerst uitgebreid in op wat ‘geloof’ betekent in het Jodendom, dat geen gebod om te geloven kent. Geloof betekent vertrouwen en dat uit zich in het doen van Gods geboden. Gods bestaan is vanzelfsprekend en het is zinloos iemand die dat niet ziet, een gebod op te leggen om dat wel te zien/geloven. Vandaar dat de opdracht om te geloven vreemd is aan het Jodendom. De opdracht is God gehoorzamen, een heilige levenswandel volgen. Theoretisch is het mogelijk dat een Jood niet in God gelooft en wel naar Zijn geboden leeft, bijvoorbeeld omdat hij de morele waarde ervan waardeert. Omdat er geen gebod om te geloven bestaat, kent het Jodendom ook geen straf op ongeloof.
Jood ben je, omdat je behoort bij het verbondsvolk, daar doet het niet gehoorzamen van Gods geboden niets van af (p.73, 2e alinea).
Rosen onderschrijft wat Kendall schreef over verschil in opvatting over zondigen (zondigt een mens omdat hij van nature een zondaar is of is een mens een zondaar omdat hij zondigt?). De zondeval betekent voor Rosen niet dat de mens vanaf dat moment als zondaar geboren wordt, m.a.w. erfzonde kent het Jodendom niet.
Ook over de betekenis van de Messias verschillen Kendall en Rosen van mening. Voor Rosen als Jood is de Messias een feilbaar mens; Messiaanse tijden verwijzen naar tijden van herstel van Israel als zelfstandige natie onder de Messias uit het nageslacht van David. De Messias vervult een aardse rol.
Sowieso is voor Rosen niet de identiteit van de Messias van belang, maar wat Hij doet. Vanuit dit gezichtspunt is het volgens Rosen logisch dat het Joodse volk Jezus als Messias afwees, Hij voldeed niet aan wat van de Messais verwacht wordt. De stichting van de staat Israel wordt door de orthodoxie in het algemeen gezien als het begin van de ontluiking van de verlossing van Israel, het ontluikend begin van de Messiaanse tijd. De ultra-orthoxie verwerpt de stichting van de staat vanuit het zionisme, omdat het zionisme areligieus is.
Als religieus-zionist verwerpt Rosen radicale standpunten die de politieke, economische, demografische en morele gevolgen van hun overtuiging niet willen inzien en noemt dit afgoderij (p.78). Daarnaast hangt het wonen in het land samen met het morele gedrag van het volk en kan het door amoreel gedrag weer uit het land verdreven worden. Om in vrede te wonen in het land kunnen concessies met betrekking tot het land nodig zijn.
De herbouw van de tempel, waar gelovige Joden om bidden, kan ook niet zonder tussenkomst van Boven ter hand worden genomen, simpel omdat de exacte plaats voor dit heiligdom niet bekend is. Om deze reden geloofd het Jodendom dat de derde tempel vanuit de hemel zal neerdalen. Daarbij gelooft Rosen, die vegetariër is, dat in de derde tempel geen dierenoffers meer gebracht zullen worden.
Ter bespreking
- Wat valt je op in dit hoofdstuk?
- Hoe kijk je aan tegen de discussie over het verschil in betekenis van ‘geloof’ tussen Jodendom en christendom zoals dat beschreven wordt?
- Heeft Rosen een put als hij zegt dat het iemand niet aangerekend kan worden als hij niet gelooft?