Brief 9
Rosen aan Kendall
Voor Rosen is het onmogelijk, zo betoogt hij, zich te verplaatsen in voor een christen belangrijke geloofswaarheden als de Drie-eenheid. Dit doet niets af aan zijn respect voor wie dat wel gelooft. Hoewel Jodendom en christendom aanvankelijk op een parellelle weg liepen, zijn die wegen in de loop van de geschiedenis uit elkaar gegaan.
Jesaja 53. In reactie op teksten die Kendall citeert uit Jesaja 48-53 die over een individueel persoon gaan, citeert Rosen teksten uit dezelfde hoofdstukken die duidelijk over Israel gaan (p.118). De op een individueel persoon betrekkig hebbende teksten gaan voor hem over Jesaja zelf als de personificatie van Israel (p.118-119). Jesaja 53 leest Rosen als gaande over Israel, dat als Gods knecht object is van de vijandigheid van de wereld en op die manier de zonden van de wereld te dragen krijgt. Uiteindelijk zal de wereld de zonde van de eigen handelwijze ten aanzien van Israel inzien en zich bekeren.
Redding. Voor Rosen heeft het begrip ‘redding’ niet de lading die het voor een christen heeft. Het idee een Redder nodig te hebben is hem vreemd, een mens heeft alleen ‘redding’ nodig als hij een zonde begaan heeft en die redding betekent bekering, een mogelijkheid die God hem biedt.
De wet. Wet heeft een negatieve klank voor christenen, niet voor Joden. En dat terwijl er voor Joden meer wetten geldend zijn dan voor christenen. Dat Jezus kwam om de wet te vervullen, betekent niet meer dan dat Hij kwam om als een echte aan Gods inzettingen toegewijde Jood te leven. Het betekent niet dat Hij in andermans plaats de wet kwam doen en dat die ander er dan van vrijgesteld zou zijn.
Zonde en dood. De dood heeft niet zijn intrede gedaan bij de zondeval, vanaf het begin was de dood onderdeel van de levenscyclus. Zonde vraagt om bekering, maar leidt in het algemeen niet tot de dood of ter dood veroordeling van wie gezondigd heeft. De eerste hoofdstukken van Genesis zijn symbolisch bedoeld.
Gedachten en zonde. Met Jezus leren ook de Farizeeën dat gedachten zondig kunnen zijn, hoewel een mens daarop niet voor een rechtbank veroordeeld kan/zal worden. De gedachte aan een zonde gelijkstellen aan de zonde zelf, is niet bekend in het Farizeese Jodendom.
Letter en geest van de wet. Jezus’ leer dat het niet slechts gaat om te leven naar de letter van de wet, maar dat het erom gaat - zonder iets van de letter af te doen - te leven naar de geest van de wet is volop Farizees. Er waren in Jezus’ tijd wellicht Farizeeën, degenen die door Jezus bestreden werden, die wel naar de letter maar niet naar de geest van de wet leefden. Het doen van de geboden afwijzen omdat sommigen de geboden op een verkeerde manier toepassen, is niet de juiste manier om naar de geest van de wet te leven.
Opmerkingen
- (p.120, 5e alinea) Het is interessant om te lezen wat de beroemde christelijke Bijbelgeleerde O.C. Whitehouse schrijft over Jesaja 52-53 (Century Bible): “Christelijke uitleggers moeten zich er van bewust zijn dat de weg van de Joodse verklaring over het algemeen de juiste is en dat de christelijke vertalers tot in de tijd van Rosenmuller over het algemeen op het verkeerde spoor zitten.”
Rosen gaat eraan voorbij dat ook in Joodse teksten Jesaja 53 wel Messiaans wordt gelezen. Zie bijvoorbeeld hieronder een citaat uit b.Sanhedrin 98b. Zie hier voor uitgebreidere bespreking van dit onderwerp.
Ter bespreking
- Rosen vindt dat een andere dan de eigen uitleg van een tekst gerespecteerd moet worden (p.121 eerste alinea). Hoe kijk je daar tegen aan? Heeft een tekst één juiste uitleg/betekenis of zijn er meerdere uitleggingen/betekenissen mogelijk? En indien er meerdere mogelijk zijn, is er een niet subjectief criterium waaraan een uitleg moet voldoen om plausibel te zijn?
- (p.124, 2e alinea). Dat het zelfs maar theoretisch mogelijk zou zijn dat iemand nooit zou zondigen, geloof ik niet. Vanwege onze vrije wil is dat onmogelijk. Maar het feit dat ieder mens ergens in zijn of haar leven wel eens is gestruikeld en gevallen, bewijst niet dat hij of zij niet stevig kan staan of goed zou kunnen lopen!
Zegt Rosen hier nu niet dat een mens een geboren zondaar is?
Citaten uit Joodse bronnen
Jesaja 53: 4, Messiaans?
Citaat uit b.Sanhedrin 98b
Apropos the Messiah, the Gemara asks: What is his name? The school of Rabbi Sheila says: Shiloh is his name, as it is stated: “Until when Shiloh shall come” (Genesis 49:10). The school of Rabbi Yannai says: Yinnon is his name, as it is stated: “May his name endure forever; may his name continue [yinnon] as long as the sun; and may men bless themselves by him” (Psalms 72:17). The school of Rabbi Ḥanina says: Ḥanina is his name, as it is stated: “For I will show you no favor [ḥanina]” (Jeremiah 16:13). And some say that Menaḥem ben Ḥizkiyya is his name, as it is stated: “Because the comforter [menaḥem] that should relieve my soul is far from me” (Lamentations 1:16). And the Rabbis say: The leper of the house of Rabbi Yehuda HaNasi is his name, as it is stated: “Indeed our illnesses he did bear and our pains he endured; yet we did esteem him injured, stricken by God, and afflicted” (Isaiah 53:4).